Jean-David Morvan © EdIM

Biografie

Jean-David Morvan, geboren in november 1969 in Reims, raakt al vroeg in de ban van de sf-literatuur. Omdat hij zo graag futuristische, vernieuwende werelden creëert, meldt hij zich in 1989 bij het Brusselse Saint-Luc en vervolgens bij de kunstacademie, in de hoop zich tot een goede tekenaar te zullen ontwikkelen. Hij vindt zijn bestemming echter in het scenarioschrijven en werkt op grote schaal samen met jonge illustratoren, die hun vak soms wel erg kort uitoefenen.

Zijn eerste album wordt in 1993 "Reflets perdus" ("Diable à quatre"), geïllustreerd door Sylvain Savoia, bij de bescheiden uitgeverij Zenda.

In 1994 publiceert hij "Horde" met J.J. Whamo, nog steeds bij Zenda, en begint met Sylvain Savoia en Philippe Buchet de reeks "Nomad", waarvan tot in 2000 vijf albums kort na elkaar verschijnen bij Glénat ("Mémoire vive" Het levende geheugen , "Gai Jin", "Mémoires mortes", "Tiourma", "Mémoire cachée").

Voortaan wisselt hij one-shots af met ambitieuzere producties. Tot de eerste categorie kunnen we rekenen "Les Préhistos... tôt ou tard" (met Ketchup bij Art Scénic in 1997), de twee delen van "Bunker Baby Doll" met F. Jarzaguet bij Zenda in 1997 en 1998 ("Coka", "Le Serment d'Hypocrite"), "La Quête des réponses" (met Philippe Buchet bij Delcourt in 1998), "Tutti Frutti" voor Trantkat bij Delcourt in 1999, "A l'eau!" met G. Matouba bij uitgeverij le Cycliste in 2000, "La Mandiguerre" voor S. Tamiazzo bij Delcourt in 2001, "Lord Clancharlie" met Delestret, etc.

Zijn belangrijkste reeksen maken hem tot een van de meest veelzijdige scenaristen van het derde millennium tot nu toe: vanaf 1996 "Troll" voor O.G. Boiscommun bij Delcourt (scenario's in samenwerking met Sfar), "Sir Pyle" voor Munuera bij uitgeverij Soleil vanaf 1999, voor Li-An de bewerking van de cyclus van "Tschai" van de Amerikaanse schrijver Jack Vance (bij Delcourt vanaf 2000), "Zorn et Dirna" voor B. Bessadi en V. Trannoy bij Soleil vanaf 2000, "Sept secondes" voor G. Paret bij Delcourt, "Nävis" met Munuera bij Delcourt in 2004. Zijn stijlregister is een behendige ratjetoe van klassieke sf, ongebreidelde heroic fantasy, wonderlijke, met bovennatuurlijke vermogens begiftigde personages, avonturen in staccato opeenvolging en maffe humor. Het grote succes begint bij Delcourt, met Philippe Buchet, zijn maatje van het eerste uur, met de verschijning in 1998 van de space-opera "Sillage", een van de fraaiste prestaties in het genre op stripgebied.

Met zijn futuristische én humoristische inslag blijkt hij de gedroomde scenarist om het lot van "Robbedoes" bij de teugels te nemen en deze nog altijd swingende zestiger in een modern jasje te steken. "Paris-sous-Seine" (Parijs onder de Seine) bewijst dat de voormalige piccolo van het Dupuis-Hotel na een lange afwezigheid met beide benen in de XXIste eeuw staat.