Munuera © Chloe Vollmer-Lo

Biografie

Jose Luis Munuera, geboren in Spanje op 21 april 1972, ontkent niet dat hij sterk beïnvloed is door de Frans-Belgische, voornamelijk humoristische strip en de tijdschriften van de andere kant van de Pyreneeën. Na zijn studie aan de kunstacademie van Granada probeert hij door te breken in eigen land, maar komt er al snel achter dat de smaak van de uitgevers vooral gericht is op Amerikaanse reeksen, manga's en een esthetiserend realisme dat mijlenver verwijderd is van zijn natuurlijke aanleg voor humor. Tot zijn lievelingslectuur behoren, zoals hij graag mag vertellen, Robbedoes en Kwabbernoot en het werk van Uderzo. Omdat zijn collega's hem te Frans vinden, gaat hij op pelgrimage naar Angoulême. Daar ontstaat een gelukkig samenwerkingsverband met Sfar, die tussen 1996 en 1997 voor hem het scenario schrijft van drie albums van de "Potamoks" voor uitgeverij Delcourt ("Terra incognita", "Les Fontaines rouges", "Nous et le désert"). Na deze eerste gemeenschappelijke poging, waarvan het commerciële resultaat hen nogal teleurstelt, wenden ze zich tot Dargaud en maken een verhaal over de kindertijd van tovenaar Merlijn vanaf 1999 ("Jambon et Tartine" Ham en Tartijn , "Merlin contre le Père Noël", "Merlin va à la plage", " Le Roman de la mère Renart" Van de moeder van de Vos Reynaert). Net zoals de betreurde Franquin benadrukt Munuera dat hij eigenlijk het liefst verhalen illustreert die hij als kind graag had willen lezen...

In zijn woonplaats Murcia maakt Munuera gebruik van internet en informatica om zijn werk in Frankrijk ingang te doen vinden. De ontmoeting met Jean-David Morvan zal hem een verdieping hoger brengen in de humoristische fantasy met "Sir Pyle", bij Soleil Productions. Een merkwaardig personage, deze arts, op wie de monsters en andere schepselen van de duisternis een beroep doen wanneer ze aan een fysieke of psychische kwaal lijden. "Mythecin généraliste" (1999) en "Mauvais Souvenirs" (2000) vallen op door hun grafische overdaad en het feit dat eeuwenoude verhalen door een jochie van twaalf worden verteld.

In 2000 publiceert hij alleen, bij Dargaud, "The Road to Eldorado", een stripbewerking van een tekenfilm van studio Dreamworks. Mede door deze opdracht leert hij zijn overdadige, wat dwangmatige tekenstijl in te tomen. Hoewel in het dagelijks leven een rustig type, bekent hij tijdens het werk haast hyperactief te zijn: "Ik rook als een schoorsteen, spring van mijn tekentafel op om voor de spiegel gekke bekken te trekken en die na te tekenen, zoek er te hooi en te gras documentatie bij en aan het eind van de dag liggen er overal stapels foto's, oude gravures en boeken. Elke dag word ik wakker met de gedachte een meesterwerk te gaan maken en meteen daarna krijg ik de zenuwen, niet te geloven.'

Dat hij de draad van de legendarische reeks "Robbedoes en Kwabbernoot" oppakt, zal zijn mediterrane geestdrift geenszins temperen: hij legt er zijn hele hebben en houden in en verwezenlijkt zo een van zijn jeugddromen. Daarbij is hij zich amper bewust van het waaghalzerige van de hele onderneming: hij blaast immers personages nieuw leven in die diep zijn verankerd in het collectieve geheugen. Hij zal ze beslist ver dit nieuwe millennium in voeren en ze geleidelijk actualiseren met behulp van zijn favoriete scenarist. Hun eerste verhaal, "Parijs onder de Seine", toont een uitzonderlijk temperament en een moderne pagina-indeling met veel vakjes en en bijzondere details.