Kanh, de zwijgzame jager, en zijn stam zijn afhankelijk van Hozha, de wijze vrouw die ervoor zorgt dat de natuur hen beschermt en lankmoedig bejegent. Reeh trekt rond, samen met Mah, haar vader, tot de dag waarop deze sterft. En tot zij Kanh tegenkomt. Kanh, die bij de eerste blik wordt getroffen door een hartverscheurende, nooit eerder gevoelde pijn, neemt de wildzang onder zijn hoede en brengt het meisje bij zijn stam. Zonder te beseffen dat hij daarmee de harmonie van de Korh-Anen zal verbreken. Want de liefde mag dan ook in deze lang vervlogen tijden al hebben bestaan andere, minder prettige sentimenten hadden de overhand: woede, jaloezie, haat... en wraak.