Mei 1944, aangenaam zacht weer en Cécile proeft nog de kus van Julien op haar lippen. Binnen een dag of twee gaat ze weer naar Parijs, weg uit de Aveyron, weg van haar geliefde. Een laatste keer laat ze haar blik over Cambeyrac glijden. Steeds weer doemen de ogen van Paul voor haar op, toen die zonder pardon werd meegenomen door die rotzak van een Serge. Achter de gesloten luiken van de zolder waar hij al een jaar ondergedoken leeft, is Julien nog springlevend. Binnenkort zullen ze elkaar weerzien in Parijs. Ja, binnenkort. Het kan niet anders. Daar moet ze zich aan vastklampen.