Pellerin

Biografie

Geboren in Brest op 2 november 1955 als zoon van een hoofd van politie , een man die nooit lang in dezelfde regio verbleef, heeft Patrick Pellerin in tweeëntwintig verschillende plaatsen gewoond en zelfs drie jaar in Madagascar, alvorens hij zich vestigde in Landivisiau, niet ver van de zee die hem het decor biedt voor de personages die hij creëert.

"Michelangelo of niets!" Dat is lange tijd zijn devies geweest. Een groter autodidact dan hij kun je niet zijn: hij heeft zichzelf tekenen geleerd door de door hem bewonderde meesters, de schilders van de Renaissance en de zeventiende eeuw, te kopiëren. De plaats van Michelangelo was al vergeven en hij wil ook niet naamloos blijven, dus berust hij erin gewoon maar zichzelf te zijn. Pellerin is een mengeling van klassieke soberheid en fantasie, avontuurlijkheid en vormelegantie.

Hij werkt een tijdje in Reims in een tekenfilmstudio en leert daarna de kneepjes van het vak bij Pierre Joubert. Maar wat hem vooral boeit is de geschiedenis: vanaf 1977 illustreert hij geschiedenisboeken voor scholen, pedagogische en wetenschappelijke werken en stort zich vervolgens op het beeldverhaal, wanneer Jean-Michel Charlier hem na de dood van Jijé voorstelt Roodbaard te tekenen.

Twee albums van de saga verschijnen in 1983 en 1987: "Zwendel in ebbenhout" en "Opstand in Jamaica". Gegrepen door het stripvirus waagt hij zich daarna ook aan het scenario, waarbij hij zich eens te meer inspireert op de beroemde meesters: Balzac, Gautier, Dumas, Stevenson.

Hij schrijft de eerste drie albums van de serie "De onthoofde arenden" (getekend door Kraehn, bij Glénat), stort zich dan als compleet auteur in "De Havik" voor de collectie Spotlight. De gedroomde gelegenheid om Bretagne, de zee en de Geschiedenis , zijn drie voornaamste passies, te verbeelden.

Als tekenaar en musicus (hij speelt barokfluit), scenarist en archeoloog, voegt Pellerin graag de daad bij het woord en het beeld. Zo graaft hij wel eens een dorpje uit de XVIIIde eeuw op in Guyana.

Daar kwam hij bijvoorbeeld een jonge vrouw tegen, ingenieur van de ORSTOM, die bij terugkeer van een bosexpeditie een pijpje rookte in een hangmat, een papegaai op de schouder, en zich per parachute de laatste strips liet bezorgen. Die dag wist hij dat het avontuur echt bestond, mits je erin gelooft en het overzee zoekt.