Rosy

Biografie

Maurice Rosy (17 november 1927 in Fontaine l'Evêque) zal twintig jaar lang op milde wijze toezien op de grafische ontwikkeling van de jonge talenten bij SPIROU/ROBBEDOES, om daarna een nieuwe, briljante carrière te beginnen als graficus en illustrator in Parijs, volstrekt buiten de stripwereld!

Uitgever Charles Dupuis neemt hem in 1954 aan als "ideeënman" en belast hem al snel met de verantwoordelijkheid voor de tekenafdeling. Rosy krijgt de nogal vage functie van "artistiek directeur", die hij tot en met 1971 blijft bekleden. In die tijd geeft hij adviezen aan iedereen die hem daarom vraagt, maar weigert hij strenge regels op te leggen die hun geestdrift zouden kunnen ondermijnen.

Bovendien levert hij scenario's aan Franquin voor "Robbedoes en Kwabbernoot" ("De dictator en de paddestoel" in 1953 en "Het masker der stilte" in 1955) en Jijé ("Yucca Ranch", het tweede avontuur van Jerry Spring). Zijn grootste prestatie op dit gebied is het overnemen van de scenario's van "Baard en Kale" voor Will en de creatie van Meneer Stomp, een soort Fantomas van de strip, die meteen aansloeg. Tussen 1954 en 1969 bedenkt hij een twintigtal verrassende episoden voor deze helden, om daarna het estafettestokje door te geven aan Maurice Tillieux.

Hij helpt ook auteurs bij wie de inspiratie tijdelijk op de loop is. Zo werkt hij mee aan twee verhalen waarin Guy Bara zijn held van de "stomme" strip, "Max", geschikt maakt voor het traditionele beeldverhaal met dialogen. In 1959 schrijft hij voor Roba het eerste micro-verhaal met "Bollie en Billie". Bovendien bedenkt hij de reeks over de politiehond "Attila" voor Derib, een jonge Zwitser die het vak leert bij Peyo.

De "uitvinding" van de micro-verhalen in het blad biedt hem een geweldig oefenterrein. In deze producties, waarin er grafisch minder werd geëist omdat het formaat klein was, kan hij talrijke jonge tekenaars lanceren en opleiden. Zelf is hij bijzonder gehecht aan "Jaap", de chagrijnige boef die de gevangenis van Inzepocket terroriseert, een reeks die hij maakt met Pol Deliège. Eind jaren '60 gaat hij verder met Maurice Kornblum en ontwikkelt de strip verder in de richting van een tekstloze burleske en een "kale" tekenstijl die naar de cartoon toegaat. Uiteindelijk bouwt hij het tijdschrift BOBO-MAGAZINE om hem heen, dat een kort leven beschoren is.

Afkomstig uit de wereld van de zeer klassieke vertellende strip, heeft Rosy altijd gestreefd naar grafische puurheid en vergaande vereenvoudiging, zoveel mogelijk ontdaan van de beperkingen van het verhaal. Aan hem danken we bovendien enkele platen van een bijzondere, bijna buitenaardse strip, geheel in geometrische vormen en met een hermetische tekst, die aanleiding was tot een jarenlange strijd tussen voor- en tegenstanders van dit staaltje lef. (De Encyclopédie Planète de la BD schaart zich trouwens aan zijn zijde met de integrale publicatie ervan, en gaat voorbij aan vermaarde personages als "Mickey" of "Donald'!).

Het is dan ook nauwelijks verbazingwekkend dat hij in de jaren '70 een nieuwe loopbaan begint in Frankrijk en een veelgevraagd politiek tekenaar en reclametekenaar wordt, die talrijke boeken voor Bayard, Nathan, Bordas, Hatier en Les Presses de la Cité illustreert.