In de nacht van 11 op 12 februari 1997, exact om middernacht, glijdt de cartograaf Victor Tortelduif uit over een speelgoedautootje dat zijn zoontje op de badkamervloer heeft laten liggen. Hij belandt aan genezijde, in het knekelhuis des hemels onder een gitzwart firmament. Er is niets te horen en geen ziel te bekennen. Maar Victor past zich aan. Hij is blij nog bij volle bewustzijn te zijn en hij is zelfs nog helderder van geest dan voorheen op aarde, al resten hem van zijn lichaam enkel nog de botten. Victor is zwaar ontgoocheld, maar beseft nog niet dat hij straks het meest waanzinnige avontuur zal beleven dat een dode ooit is overkomen.